Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Arauna tot David: Mijn heer de koning neme en offere, wat [46]goed is in zijn ogen; zie, daar de [47]runderen ten brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot [48]hout. 46. Dat is, dat hem gelieft of behaagt. 47. Want Arauna was aan het dorsen, waartoe men gebruikte runderen of ossen, die den getakten dorswagen, of slede, over het koren omtrokken. Zie Deut.25:4. 48. Om de offerande met vuur aan te steken.